Woordenlijst

Kennis is macht. Pak uw leven op met de termen die u moet kennen om uw lichaam goed te behandelen.

A - B

  • Artrose

     

    Artrose wordt veroorzaakt door gewrichtsschade die het gevolg kan zijn van uiteenlopende aandoeningen, zoals infecties, een slechte houding en andere verkeerde standen (X-benen of O-benen), of incorrecte of overmatige belasting van het gewricht. Als de kraakbeenlaag afvlakt, zal op de röntgenfoto's bijvoorbeeld te zien zijn dat ook de gewrichtsholte afgevlakt is.

     

  • Anatomie

    De leer van de bouw van een organisme, zijn systemen en de functionele interacties tussen deze systemen.

  • Artritis

    Er zijn verschillende vormen van artritis, waaronder artrose, reumatoïde artritis en jicht. Het woord "artritis" betekent "gewrichtsontsteking". Een ontsteking is één van de natuurlijke reacties van het lichaam op ziekte of blessure, en wordt gekenmerkt door zwelling, pijn en stijfheid.

  • Artroscopie

    Een procedure waarbij een artroscoop wordt gebruikt om de binnenkant van een gewricht gelijktijdig te onderzoeken en te opereren.

  • Beschadigd kraakbeen

    Kraakbeenslijtage en -letsel in een gewricht kunnen artrose veroorzaken.

  • Botfractuur

    In de geneeskunde verwijst de term "fractuur" naar een botbreuk die gewoonlijk veroorzaakt is door externe krachten, zoals een val op de onderarm.

  • Botletsel

    Deze term omvat alle letsels die de botstructuur aantasten, zoals gebeurt bij een ongeval of als gevolg van andere krachtige schokken.


C - D

  • Calcaneus

    Het hielbeen fungeert als het achterste aanhechtingspunt voor de voetzool.

  • Carpale-tunnelsyndroom

    Beschadiging van de mediane zenuw in de carpale tunnel in de pols.

  • Cervicale wervelkolom

    De cervicale wervelkolom (halswervelkolom) wordt gevormd door de zeven wervels tussen het hoofd en de thoracale wervelkolom.

  • Cervicobrachiaal syndroom

    Cervicobrachiaal syndroom (ook cervicaal syndroom) is een algemene term voor pijnlijke aandoeningen in de nekstreek waarbij de pijn kan uitstralen naar de schouder en de arm. Deze aandoeningen kunnen uiteenlopende oorzaken hebben.

  • CAT-scan (computertomografie - computerized axial tomography)

    Deze computergestuurde röntgenprocedure is weliswaar een geschikt diagnostisch hulpmiddel voor zowel het skelet als de weke delen, maar niet zo krachtig als een MRI voor het maken van opnames van de weke delen.

  • CTS

    Carpale-tunnelsyndroom: beschadiging van de mediane zenuw in de carpale tunnel in de pols.

  • Discus intervertebralis

    De tussenwervelschijf is een ringvormige structuur van vezelig kraakbeen met een gelatineachtige kern. Deze tussenwervelschijven vormen een elastische verbinding tussen de wervels. Ze maken beweging tussen de afzonderlijke wervels mogelijk, en fungeren als verbinding en als schokdempers van de ruggengraat. Bij de mens oefent rechtop lopen een enorme druk uit op de tussenwervelschijven.

  • Distale-radiusfractuur (gebroken pols)

    Een distale breuk in het spaakbeen in de pols, doorgaans als gevolg van een val.


E - F

  • Enkelgewricht

    Een gangbare term die doorgaans verwijst naar het bovenste spronggewricht. Het bovenste spronggewricht wordt gevormd door drie beenderen. Het buitenste en binnenste bot van de enkel (het onderste uiteinde van het kuitbeen respectievelijk het scheenbeen) vormen de enkelvork, een vorkachtige structuur waarin het sprongbeen (talus) rust.

  • Ellepijp

    De ellepijp en het spaakbeen vormen samen de schacht in de onderarm.

  • Echotherapie

    Geluidsgolven genereren warmte in het lichaam. De thermale en mechanische effecten van ultrasone golven verbeteren de lokale bloedstroom.

  • Fractuur van het scheepvormige beentje

    Het scheepvormige beentje of os scaphoideum is het handwortelbeentje aan de radiale zijde van de pols. Deze fractuur is vaak het gevolg van een val op de pols en wordt doorgaans 12 weken geïmmobiliseerd met een gipsverband.

  • Fysiotherapie

    Een algemene term die alle revalidatiebehandelingen dekt, zoals actieve/passieve therapie, lymfedrainage, massage, balneotherapie en alle vormen van bewegingstherapie.

  • Fractuur

    In de geneeskunde betekent de term "fractuur" een gebroken bot.

  • Facetgewrichten

    Elke wervelboog heeft vier gewrichtsuitsteeksels die door verbinding met de bovenliggende en onderliggende gewrichtsuitsteeksels de wervelgewrichten vormen.

  • Fibula

    De fibula (kuitbeen) en de tibia (scheenbeen) vormen samen de schacht in het onderbeen. De onderkant van het kuitbeen vormt de buitenenkel.

  • Fractuur van het scheepvormige polsbotje

    Het scheepvormige beentje of os scaphoideum is het handwortelbeentje aan de radiale zijde van de pols. Deze fractuur is vaak het gevolg van een val op de pols en wordt doorgaans 12 weken geïmmobiliseerd met een gipsverband.


G - H

  • Golfarm of mediale epicondylitis

    Deze aandoening, die golfarm of mediale epicondylitis wordt genoemd, komt veel minder vaak voor dan de tennisarm. Bij de golfarm is de mediale epicondylus aangedaan, en dat is precies de andere kant van de elleboog die bij een tennisarm is aangedaan. (Zie ook Mediale epicondylitis.)

  • Gewrichtsholte

    De beenderen die een gewricht vormen, zijn bedekt met een kraakbeenlaag die op röntgenfoto's niet zichtbaar is. Daarop is alleen een spleet tussen de botten te zien die bij artrose doorgaans vernauwd is.

  • Gewrichtsbandage of -brace

    Bij voorkeur gemaakt van elastisch materiaal dat naar elk lichaamsdeel kan worden gevoegd en een lichte druk uitoefent. Door het proprioceptieve effect te verbeteren, kunnen bandages worden gebruikt om de controle over de fijne motoriek van een gewricht te verbeteren.

  • Gewrichtsbandensysteem

    Een term die vaak wordt gebruikt door artsen voor een heel complex aan gewrichtsbanden, zoals de laterale gewrichtsbanden, een gangbare term voor wat feitelijk een systeem is met drie afzonderlijke gewrichtsbanden aan de buitenenkel en dat als één systeem werkt.

  • Golfarm

    Deze aandoening, die ook mediale epicondylitis wordt genoemd, komt veel minder vaak voor dan de tennisarm. Hierbij is de mediale epicondylus aangedaan, en dat is precies de andere kant van de elleboog die bij een tennisarm is aangedaan. (Zie Mediale epicondylitis.)

  • Gewrichtsvloeistof

    Gewrichtsvloeistof (synovia), die wordt geproduceerd door het binnenste membraan van het gewrichtskapsel (synovialis), voedt het kraakbeen en fungeert als smeermiddel om wrijving binnen het gewricht te verminderen.

  • Hielbeen

    Het hielbeen fungeert als het achterste aanhechtingspunt voor de voetzool.

  • Hematoom

    Een hematoom ontstaat bij weefselbeschadiging (door een ongeval of een operatie) waardoor bloed in de omliggende weke delen of de gewrichtsholte vloeit. Om uitbreiding van het hematoom te voorkomen, moet eerstehulpverlening bestaan uit koelen, het uitoefenen van lichte druk en het hoger plaatsen van het aangedane gebied.

  • Hernia

    Een hernia treedt op wanneer de kern van de tussenwervelschijf uitstulpt. Dat kan leiden tot irritatie of druk op de tussenwervelschijf. De meeste hernia's veroorzaken weinig tot geen symptomen.

  • Humerus

    De humerus is de medische term voor het opperarmbeen.


I - J

  • Ischias

    Pijnlijke irritatie van de ruggenmerg- en grote beenzenuwen, en spanning in rugspieren die vaak naar de billen en dij uitstralen.


K - L

  • Kraakbeen

    Een water bevattend, zeer elastisch weefsel dat fungeert als glijlaag over de gewrichtsoppervlakken.

  • Knieschijf

    Vergroot de hefboomkracht van de voorste dijbeenspieren (quadriceps) via de knie op het scheenbeen bij het strekken van de knie.

  • Kruisband

    Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de voorste en de achterste kruisbanden die beide de knie stabiliseren door te voorkomen dat het tibiaplateau naar voren of naar achteren schuift.

  • Laterale collaterale gewrichtsband

    Stabiliseert de knie aan de buitenkant (laterale zijde) van het gewricht.

  • Laterale epicondylus

    De laterale epicondylus van de humerus (opperarmbeen) is een klein, ietwat voorwaarts gebogen knobbeltje en het aanhechtingspunt van de radiale collaterale gewrichtsband van het ellebooggewricht. (Zie ook Tennisarm.)

  • Laterale epicondylitis

    Tennisarm (epicondylitis lateralis) verwijst naar een ontstekings- of degeneratieve verandering in de epicondylium (epicondylus radialis) lateralis (radiaal) die het gevolg is van overbelasting van het gewricht. Een conservatieve behandeling is de eerstelijnsbehandeling en een operatie wordt alleen gedaan bij aanhoudende pijn. (Zie Laterale epicondylitis.)

  • Laterale gewrichtsbanden

    Gangbare term voor het systeem van laterale gewrichtsbanden van het bovenste spronggewricht. Omdat het de buitenenkel (malleolus) verbindt met het hielbeen (calcaneus) en het sprongbeen (talus), spelen de buitenste gewrichtsbanden een belangrijke rol bij het stabiliseren van het enkelgewricht.

  • Lumbago

    Lagerugpijn.

  • Lumbaal

    Het gedeelte van het ruggenmergkanaal in de onderrug.

  • Laterale epicondylus

    De laterale epicondylus van de humerus (opperarmbeen) is een klein, ietwat voorwaarts gebogen knobbeltje en het aanhechtingspunt van de radiale collaterale gewrichtsband van het ellebooggewricht. (Zie Tennisarm.)

  • Lumbale wervelkolom

    De lumbale wervelkolom bestaat uit vijf lendenwervels en stelt de romp in staat te buigen, te strekken, van de ene naar de andere kant te bewegen en (een beetje) rond de lichaamsas te draaien. Uiteenlopende vaak voorkomende klachten kunnen het gevolg zijn van een aantal degeneratieve veranderingen in de lumbale wervelkolom. Deze veranderingen omvatten artrose van de wervelgewrichten of beschadiging van de tussenwervelschijven.


M - N

  • MRI (magnetic resonance imaging)

    Een MRI is het meest geschikt bij de diagnose van schade of veranderingen in de weke delen (zoals een kruisbandblessure) en in de tussenwervelschijven. In tegenstelling tot een CAT-scan wordt de patiënt bij een MRI niet blootgesteld aan straling.

  • Mediale collaterale gewrichtsband

    Stabiliseert de knie aan de binnenkant (mediale zijde) van het gewricht.

  • Mediale epicondylus

    De mediale epicondylus van de humerus (opperarmbeen), die groter en meer uitsteekt dan de laterale epicondylus, is ietwat naar achteren gebogen. Het is het aanhechtingspunt van de mediale collaterale gewrichtsband van het ellebooggewricht. (Zie golfarm.)

  • Mediale epicondylitis

    Deze aandoening, die ook golfarm wordt genoemd, komt veel minder vaak voor dan de tennisarm. Hierbij is de mediale epicondylus aangedaan, en dat is precies de andere kant van de elleboog die bij een tennisarm is aangedaan. (Zie golfarm.)

  • Mediane zenuw

    De mediane zenuw (nervus medianus) loopt door de carpale tunnel in de pols en prikkelt de zenuwen naar duim, wijsvinger, middel- en ringvingers.

  • Meniscusscheur

    De meniscus is een rubberachtige, C-vormige schijf die klappen op uw knie opvangt. Elke knie heeft twee menisci (meervoud van meniscus): een aan de buitenkant van de knie en een aan de binnenkant. De menisci houden uw knie stabiel door uw gewicht op uw knie in evenwicht te houden. Een gescheurde meniscus kan ervoor zorgen dat uw knie niet goed functioneert.

  • Minimaal invasieve chirurgie

    Een chirurgische techniek waarmee zo min mogelijk schade aan de aangedane weefsels wordt aangebracht. Minimaal invasieve procedures worden vaak uitgevoerd met kleine incisies waarin een endoscoop of artroscoop wordt ingebracht en gebruikt voor de operatie.

  • MRI

    Afkorting van een beeldvormende techniek met magnetische resonantie.

  • Mediale epicondylus

    De mediale epicondylus van de humerus (opperarmbeen), die groter en meer uitsteekt dan de laterale epicondylus, is ietwat naar achteren gebogen. Het is het aanhechtingspunt van de mediale collaterale gewrichtsband van het ellebooggewricht. (Zie golfarm.)

  • Menisci

    De menisci zijn twee halvemaanvormige, vezelige-kraakbeenschijfjes in de gewrichtsholte tussen beide uiteinden van het dijbeen en het gewrichtsoppervlak van het scheenbeen. Samen met de kraakbeenlagen om de gewrichtsbeenderen fungeren deze schijven als een soort schokdemper door bij belasting van het gewricht van vorm en plaats te veranderen. Hierdoor helpen ze de druk over een zo groot mogelijk oppervlak te verdelen. De menisci omgeven ook de gewrichtsknokkel van het dijbeen en verbinden ze met het oppervlak van het tibiaplateau.

  • Membrana synovialis

    De binnenwand van het gewrichtskapsel die verantwoordelijk is voor de aanmaak en resorptie van gewrichtsvloeistof.

  • Nervus medianus

    De mediane zenuw (nervus medianus) loopt door de carpale tunnel in de pols en prikkelt de zenuwen naar duim, wijsvinger, middel- en ringvingers.


O - P

  • Orthese of brace

    Uitwendig stabilisatiehulpmiddel met harde en halfharde onderdelen en, in sommige gevallen, met een verstelbaar bewegingsniveau (bv. knie-orthese).

  • Opperarmbeen

    Medische term: humerus.

  • Oedeem

    Oedeem is de medische term voor zwelling. Het is een algemene reactie van het lichaam op letsel of ontsteking. Oedeem kan zijn beperkt tot een klein gebied of het hele lichaam treffen.

  • Ongelukkige triade

    Een blessure aan de knie die leidt tot scheuren in de voorste kruisband, de mediale meniscus en de mediale collaterale band.

  • Patellar Tracking Disorder

    Deze stoornis treedt op wanneer de knieschijf (patella) van zijn plaats verschuift bij het buigen of strekken van het been. In de meeste gevallen verschuift de knieschijf te ver naar de buitenkant van het been, hoewel die bij sommige mensen ook naar binnen verschuift.

  • Patellofemoraal pijnsyndroom

    Pijn rondom de knieschijf die het gevolg kan zijn van uiteenlopende aandoeningen.

  • Peesschede

    Een peesschede is een met vloeistof gevuld buisje dat een pees omhult. Net als bij de slijmbeurzen hebben peesschedes een beschermende functie en maken ze het mogelijk dat pezen kunnen schuiven.

  • Plantaire fasciitis

    Plantaire fasciitis is de meest voorkomende oorzaak van hielpijn. De plantaire fascia is de platte weefselband (gewrichtsband) die het hielbeen met de tenen verbindt. En hij ondersteunt de voetboog. Als u uw plantaire fascia overbelast, raakt die verzwakt, opgezet en geïrriteerd (ontstoken). De hiel en voetzoel zijn dan pijnlijk als u staat of loopt.

  • Proprioceptie

    Het stimuleren van zenuwreceptoren door strekken of drukuitoefening. Het doel van proprioceptie is het stimuleren van een dynamische, reflexachtige respons van de spieren om de controle over de fijne motoriek van een gewricht te stabiliseren en te verbeteren. Uitwendige stabilisatiehulpmiddelen, zoals tapes, gewrichtsbandages of orthesen, hebben een proprioceptief effect.


Q - R

  • Radiuskop

    Het proximale uiteinde van de radius (spaakbeen), de radiuskop, wordt door een ringvormige gewrichtsband tegen de ellepijp gehouden waardoor de onderarm naar buiten en naar binnen kan draaien.

  • Ruggenmerg

     

    Het ruggenmerg is het deel van het centraal zenuwstelsel dat vanaf de hersenen naar beneden tot het bovenste gedeelte van de lumbale wervelkolom door het ruggenmergkanaal loopt en de belangrijke taak heeft signalen over te brengen tussen de hersenen en het lichaam.

     

  • Revalidatie

    Alle maatregelen die worden genomen om de gezondheid van een patiënt te herstellen en om hem/haar weer een normaal (professioneel) leven (medische, beroepsmatige en sociale integratie) te bieden.


S - T

  • Sacro-iliacaal gewricht

    Dit gewricht vormt de verbinding tussen de wervelkolom en elke kant van het bekken. Het sacro-iliacale gewricht draagt het gewicht en de last van de romp, waardoor het gevoelig is voor letsel.

  • Spaakbeen

    Het spaakbeen en de ellepijp vormen samen de schacht in de onderarm.

  • Scheenbeen (tibia)

    Het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula) vormen samen de schacht in het onderbeen. De onderkant van het scheenbeen vormt de binnenenkel.

  • Schokgolftherapie

    Schokgolftherapie werd eerst gebruikt om nierstenen te vergruizen en is daarna aangepast voor orthopedische toepassingen. Bij de procedure worden korte pulsen met hoogenergetische schokgolven afgegeven die de bloedstroom verbeteren en de stofwisseling stimuleren als middel om pijn te verlichten.

  • Synovia

    Gewrichtsvloeistof (synovia), die wordt geproduceerd door het binnenste membraan van het gewrichtskapsel (synovialis), voedt het kraakbeen en fungeert als smeermiddel om wrijving binnen het gewricht te verminderen.

  • Spataders

    Spataders zijn gedraaide, vergrote aderen vlak onder het huidoppervlak. Ze komen het vaakst voor in de benen en enkels.

  • Spondylartritis

    Artrose aan de facetgewrichten in de ruggengraat.

  • Synovialis

    De binnenwand van het gewrichtskapsel die verantwoordelijk is voor de aanmaak en resorptie van gewrichtsvloeistof.

  • Tendonitis

    Tendonitis is een ontsteking of irritatie aan de pees, een dik koord waarmee bot aan spier vastzit. Het wordt voornamelijk veroorzaakt door herhaalde, lichte druk op het aangedane gebied, of door een plotselinge, ernstigere blessure.

  • Tenosynovitis

    Vaak een niet-bacteriële ontsteking van een pees en/of peesschede.

  • Tennisarm

    Tennisarm (epicondylitis lateralis) verwijst naar een ontstekings- of degeneratieve verandering in de epicondylium (epicondylus radialis) lateralis (radiaal) die het gevolg is van overbelasting van het gewricht tijdens beroepsmatige of sportactiviteiten. Een conservatieve behandeling is de eerstelijnsbehandeling en een operatie wordt alleen gedaan bij aanhoudende pijn. (Zie Laterale epicondylitis.)

  • Tussenwervelschijf

    De tussenwervelschijf is een ringvormige structuur van vezelig kraakbeen met een gelatineachtige kern. Deze tussenwervelschijven vormen een elastische verbinding tussen de wervels. Ze maken beweging tussen de afzonderlijke wervels mogelijk, en fungeren als verbinding en als schokdempers van de ruggengraat. Bij de mens oefent rechtop lopen een enorme druk uit op de tussenwervelschijven.

  • Tibia

    Het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula) vormen samen de schacht in het onderbeen. De binnenenkel wordt gevormd door het onderste uiteinde van het scheenbeen.

  • Tibiaplateau

    Het tibiaplateau, d.w.z. het platte uiteinde van de tibia dat het dichtst bij de romp zit, heeft twee gewrichtsvlakken (het binnenste/mediale en het buitenste/laterale gewrichtsvlak) die contact maken met het dijbeen. De twee kruisbanden zitten vast in het midden van het tibiaplateau.


U - V

  • Verstelbaar bed

    Hiermee kunnen patiënten hun benen in een hoek ten opzichte van hun rug leggen.

  • Verstuiking

    De term "verstuiking" verwijst naar een gewrichtsletsel door verrekking en treedt het vaakst op in de enkel en de gewrichten van de vingers. Een verdraaiing leidt vaak tot gedeeltelijk of volledig gescheurde gewrichtsbanden. Conservatief-functionele therapie is over het algemeen zowel afdoende als succesvol.

  • Vroegtijdige functionele therapie

    Deze term beschrijft een moderne vorm van revalidatie na blessure; kan met of zonder chirurgische ingreep worden gedaan. Functionele therapie heeft tot doel een geblesseerd lidmaat of gewricht in een vroeg stadium van de revalidatie te mobiliseren om complicaties, zoals aantasting van spieren, gewrichtsstijfheid, trombose enz., te voorkomen. Bij functionele therapie worden bandages als hulpmiddel gebruikt.

  • Verschuivingsosteotomie

    Botoperatie om veranderingen in de gewrichtsas te corrigeren.

  • Voorste en achterste schuifladefenomeen

    Het onderbeen kan naar voren worden getrokken als de voorste kruisband gescheurd is (voorste schuifladefenomeen), en naar achteren worden getrokken als de achterste kruisband gescheurd is (achterste schuifladefenomeen).


W - X

  • Whiplash

    Whiplash is een letsel aan de nek. Symptomen treden op na schade aan de nek waarbij de facetgewrichten (tussen de wervels), tussenwervelschijven, gewrichtsbanden, nek- en halsspieren en ruggenmergzenuwen beschadigd kunnen raken.

  • Wervel

    De wervels, d.w.z. de benige structuren van de ruggengraat, zijn met elkaar verbonden via de tussenwervelschijven om elastische verbindingen te vormen. Het achterste deel van elke wervel wordt gevormd door een wervelboog die om het ruggenmerg zit en, samen met de andere wervelbogen, het ruggenmergkanaal vormt.

  • Wervelslagadersyndroom

    De arteria vertebralis (wervelslagader) is een vertakking van de arteria subclavia die naar de hersenen loopt en door de dwarse uitsteeksels (processus transversus) van de wervels langs de linker- en rechterzijde van de cervicale wervelkolom. Een patiënt kan duizelig worden of zijn oren horen suizen als dit kanaal versmalt (bv. als gevolg van artrose) en de wervelslagader vernauwt.